Verschenen in POSITIEF nr. 454 – SEPTEMBER 2015
De verantwoordelijkheid van de Kerk voor de wereld "De vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus' leerlingen". Met deze programmatische zin opent de pastorale constitutie Gaudium et spes, over de Kerk in de wereld van deze tijd, haar gedachtegang over de fundamentele vragen van de mens in de wereld. De altijd opnieuw naar voren te brengen waardigheid van de mens, de steeds opnieuw te overwegen vraag naar de menselijke gemeenschap, de complexe vraagstellingen met betrekking tot de wereld van de menselijke arbeid, de individuele inrichting van het leven in het gezin, de culturele bijdrage van de mens in de zich snel veranderende wereld, ja het gehele spectrum van de in Gaudium et spes behandelde thema's heeft betrekking op de fundamentele vraag naar de bestemming van de mens in de wereld waarin hij leeft. Daarmee gaat de vraag gepaard welke consequenties vanuit het geloof daaruit volgen met het oog op de juiste omgang met de concrete levenssituatie van de mens. Daarbij komt echter ook nog de vraag welke rol en functie de Kerk inneemt binnen dit kader van de mens die zich steeds weer nieuw moet oriënteren in het gegeven tijdsgewricht. Armoede als een probleem van de mensheid vindt zijn meest vreselijke vorm in de dood van miljoenen mensen, die dagelijks niet genoeg voedsel hebben om hun honger te stillen en van wie de levensverwachting door gebrek, ja zelfs door een volledige afwezigheid van levensmiddelen schrikwekkend gering is. Het bestrijden van deze hopeloze situatie door het ondersteunen van hulpprojecten die de mensen in nood het gevoel van waardigheid en zelfbepaling weer teruggeven, is een van de belangrijkste opdrachten van de Kerk1. Veel landen in deze wereld zijn getroffen door deze nood die ten dode voert. Paus Franciscus, die zich vastbesloten inzet voor een "arme Kerk voor de armen", heeft de innerlijke samenhang van de verlossingsleer en de ethiek steeds weer naar voren gebracht. "De ervaring dat wij alles van God hebben ontvangen, dwingt ons om bereid te zijn onze gaven grootmoedig te verdelen en door te geven. Solidariteit wel naar voren brengen en eisen, maar ze niet aanbieden: dat gebeurt wanneer de mens die de hoop op een transcendente horizon heeft verloren, ook het aanvoelen voor het kosteloze geven verloren heeft, het aanvoelen om goed te doen, terwijl dit eenvoudigweg schoon is (vgl. Le. 6, 33 e.v.). Wanneer de mens daarentegen een fundamentele solidariteit bijgebracht is, die hem met alle andere mensen verbindt - daaraan herinnert ons de sociale leer van de Kerk - dan weet hij dat hij de goederen waarover hij beschikt niet voor zichzelf kan houden [ ... ]. Wanneer echter de goederen waarover men beschikt niet voor de eigen behoeften worden gebruikt, breiden deze zich uit, vermenigvuldigen zich en dragen onverwachte vrucht"2. Armoede als vraag aan de theologie Op het Zuid-Amerikaanse continent is in de laatste decennia de aandacht voor theologische vragen rond de armoede en de armen bijzonder sterk geweest. Uitgaande van de ervaringen van onderdrukking en uitbuiting werden oplossingen gezocht die de individuele nood tot een vraag voor de theologische reflectie maakten. Het ging daarbij niet om een theoretisering van het probleem van de armoede, maar om een worstelen om vanuit de reflectie de noodzakelijke hulp te kunnen aanbieden. Daarbij ontstond een interne pluraliteit binnen de theologie en kwam het tot een nieuw en noodzakelijk bezig zijn met de nood van miljoenen mensen op de achtergrond van sociologie en ethiek. Hoe kunnen rijke landen en continenten hulp bieden? Hoe kan de Kerk met de haar ten dienst staande middelen bijdragen aan het verbeteren van de levensomstandigheden? In het ecclesiologisch spreken over communio die boven alle etnische en nationale categorieën in elke mens de broeder en zuster ziet, beschouwt de Kerk, die wereldomvattend is, zichzelf als een gemeenschap die zich verantwoordelijk weet voor de hele mensenfamilie. Daarom moet ook aan oplossingen worden gedacht die tot verbetering van de concrete levensomstandigheden van alle mensen leiden. Dit mag niet ten koste gaan van de kerkelijke leer, maar moet in overeenstemming zijn met de principes van de sociale leer van de Kerk. Daarom moeten ook problematische vormen van de zogenaamde bevrijdingstheologie niet verzwegen worden, die terecht door de Congregatie voor de geloofsleer in twee omvangrijke documenten besproken en bekritiseerd werden en tot een verheldering van het verstaan van vrijheid en bevrijding hebben gevoerd3. Armoede als probleem voor Europa Wanneer men de biik op Europa richt, dan vermoedt men het thema van de armoede op de eerste plaats aan te treffen in de landen aan de rand van de Europese Unie of in de onlangs erbij gekomen landen aan de oostelijke kant, maar niet in de centraal gelegen kernlanden als Duitsland of Frankrijk. Toch zal de financieel-economische situatie in enkele zogenaamde rijke landen van de Europese Unie in de toekomst steeds weer nieuwe uitdagingen stellen. Er zal steeds opnieuw sociale ongerechtigheid ontstaan, die een leven door eigen werkprestaties niet meer toelaat of het sociale net van de ziekenverzorging aan het wankelen brengt. Armoede zal zo het ernstig resultaat zijn van verkeerde economische keuzes door de verantwoordelijken in de politiek en door degenen die op het vlak van de economie werkzaam zijn. Armoede in Europa komt tot stand door de mens en door verkeerde structuren om de economische en politieke orde in stand te houden, en is in zoverre niet het resultaat van een onafwendbaar noodlot, zoals bijvoorbeeld een noodsituatie door het klimaat of natuurrampen. Met de toenemende willekeur van veel mensen, die vooral op hun persoonlijk voordeel uit zijn en de belangen van hun medemens niet ernstig of helemaal niet ter kennis nemen, wordt armoede tot een algemeen probleem ook in de Europese landen. Antropologie en ethiek zijn daarbij uitgedaagd om weer in herinnering te brengen dat mens-zijn meer betekent dan binnenwereldlijke prestaties, koopkracht en economische efficiëntie. De mens als persoon moet binnen de samenhang van de grote beginselen van de katholieke sociale leer, subsidiariteit, solidariteit en personaliteit - weer centraal gesteld worden. Vooral Gaudium et spes brengt ons nadrukkelijk de eerbied voor de menselijke persoon in herinnering. Zo staat in nr. 27: "Iedereen moet zijn naaste, zonder enige uitzondering, beschouwen als zijn andere ik; hij moet vóór alles rekening houden met zijn leven en met de middelen die nodig zijn om dat leven waardig te kunnen beleven". En in nr. 25 lezen we: "Want de menselijke persoon is en moet het begin, het subject en het doel zijn van alle sociale instellingen; hij heeft immers krachtens zijn aard het sociale leven volstrekt nodig". Vlucht en armoede Wanneer de theologie in het Europa van de eenentwintigste eeuw zich over het thema van de armoede buigt, dan is dat een noodzakelijke reactie op de zich al aftekenende en soms al grijpbare veranderingen in politiek, maatschappij en economie, in de verschuivende waarneming van cultuur en etnische pluraliteit, die voor een tot nu toe (bijna) gesloten "Europa" als systeem van levensbeschouwing en cultuur niet te voorziene gevolgen zullen hebben. Met de stroom vluchtelingen uit de door oorlog en terreur zwaar getroffen landen zal de vraag naar de armoede eveneens opnieuw dringend gesteld worden. Europa zal vermoedelijk in de toekomst meer geconfronteerd worden met geweld, racisme en onderdrukking, ongeacht de ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog, die toch een vermaning tot een andere en betere wereld waren. De gewone zekerheid van een uitgebalanceerd sociaal netwerk zal aan haar grens komen en de economische voorspoed zal eerder tot een groter verschil tussen arm en rijk voeren dan tot een "welvaart voor allen", die als uitgesproken doelstelling van een sociale markteconomie juist na de laatste wereldoorlog tot een nieuwe ordening ook van de economie moest leiden. Daartoe komen nog de problemen rond bijvoorbeeld de financiële nood in de gezinnen. Zijn oude en zieke mensen nog in staat hun leven zelf gestalte te geven? Raken juist hier niet de waardigheid van de mens en diens recht op zelfbepaling in andermans handen? Hulp die op de mens georiënteerd is Daarmee komt men echter ook uit bij een fundamenteel probleem van de bestrijding van armoede. Welvarende landen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid. Toch mag de hulp deze landen er niet toe verleiden alleen met financiële en technische middelen mensen in nood bij te staan. Dat is zeker een eerste en belangrijke stap voor de basisverzorging en het redden van levens. Het moet echter duidelijk zijn dat de ontvangers van de hulp niet alleen als consumenten van de markt en haar economische belangen beschouwd mogen worden. Paus Johannes Paulus Il is in 1987 in zijn sociale encycliek Sollicitudo rei socialis verder ingegaan op het begrip van "ontwikkeling" uit de encycliek Populorum progressio van Paulus VI; hij heeft aangetoond dat het "mechanisch optimisme" (nr. 27) met zijn tot techniek en financiën gereduceerde vorm van ontwikkelingshulp, de situatie van de in nood verkerende mensen niet positief heeft veranderd. De reductie van de hulp tot materiële goederen doet de mens geen recht. Het behoort daarom tot de blijvende plicht voor de rijke landen de menselijke persoon vanuit de specifieke theologische-antropologische invalshoek als schepsel en beeld van God te blijven bezien. Armoede en hulpverlening dienen ook vanuit theologisch gezichtspunt beschouwd te worden en in actieve en concrete bereidheid tot hulpverlening binnen het kader van solidariteit en vrijheid vertaald te worden. Binnen de Europese grenzen wordt dit een uitdaging ten aanzien van de etnische veelvoudigheid en de culturele verschillen tussen de mensen, wanneer de economische situatie gaat veranderen en een algehele verzorging niet meer gewaarborgd kan worden. Nu al is de leefsituatie van pensioengerechtigden, werklozen en kinderrijke gezinnen bedenkelijk en kan alleen dan adequaat gewaarborgd worden als naast de basiszekerheid ook de achting voor zichzelf en de autonomie, die afgeleid zijn uit het persoon zijn van de mens, weer als een eigen waarde worden erkend. De verlossingswil van Jezus omvat de gehele mens - in zijn lichamelijkheid en transcendente verwijzing als persoonlijk wezen. Theologie en Kerk zijn tezamen verplicht strategieën te ontwikkelen die beide aspecten recht doen. Pas de theologische fundering voert tot handelen dat op de mens is gericht en zijn nood in materieel en geestelijk opzicht ten goede verandert. Boven alle religieuze, sociale, politieke en etnische verschillen uit, kan de Kerk bijdragen tot een fundamentele consensus over de waardigheid en rechten van de mens. Om de armoede zinvol en menselijk tegemoet te treden en de mensen in nood in hun gehele bestaan als schepsel Gods recht te doen en hen uit armoede, ongerechtigheid., onderdrukking en andere vormen van ongelukservaringen te bevrijden, is het noodzakelijk deze basisvoorwaarde centraal te stellen. Pas dan wordt de hulp voor de armen tot een hulp van mens tot mens. Sommigen die in nood zijn geraakt ervaren misschien dan pas voor de eerste keer hun waardigheid als persoon. Paus Benedictus XVI heeft in zijn eerste encycliek Deus caritas est het "kerkelijk liefdewerk" als wezenlijk voor de Kerk beschreven: "De charitatieve organisaties van de Kerk vormen daarentegen hun eigen opus proprium, hebben hun eigen opgave, niet door terzijde wat mee te werken, maar door als onmiddellijk verantwoordelijk subject zelf te handelen en datgene te doen wat aan hun wezen beantwoordt. Nooit kan de Kerk gedispenseerd worden van de uitoefening van het dienstwerk van de liefde als een gemeenschappelijk geordende activiteit van de gelovigen". (nr. 29) In de instructie Libertatis conscientia van 22 maart 1986 heeft de Congregatie voor de geloofsleer deze wezenlijke liefdesdienst van de Kerk als volgt beschreven: "Doordat de Kerk de armen liefheeft, getuigt zij tenslotte van de waardigheid van de mens; zij verklaart openlijk dat de mens meer waard is door wat hij is dan door wat hij doet [ ... ]. In plaats van ver ervan verwijderd [ ... ] alleen maar zorg te hebben voor een deel of afzonderlijk terrein van de mens, ontsluit de voortreffelijke optie voor de armen veel meer de universaliteit van het wezen en de zending van de Kerk; niemand wordt van deze voorkeur uitgesloten. Dit is de reden waarom de Kerk deze voorkeur niet in specifieke, sociologische of ideologische categorieën kan uitdrukken, die deze voorkeur immers tot een partijkeuze met conflicten zouden kunnen maken". De arme is aan de zorg van de Kerk toevertrouwd In het bezig zijn met de problematiek van de armoede in Europa komen er voor de theologie nog andere thema's bij die nog toegevoegd moeten worden voor een oplossing die de gehele mens omvat: de verwerkelijking van de solidariteit zowel onder de mensen afzonderlijk als in de gemeenschap van de volkeren; het worstelen om een duurzame vrede zowel binnen een land als in de internationale politiek, het zoeken naar waarheid en het streven naar gerechtigheid. Deze veelsoortige uitdagingen kunnen alleen maar door een theologie tot stand komen die zich inspant een concluderende synthese te bereiken en alle facetten van de armoede met al haar gevolgen erbij betrekt. Daarvoor is op bijzondere wijze de verlossingsleer nodig, waarbij het zwaartepunt in een systematische verheldering van de verlossingswil van Jezus ligt. Als Zoon van God is Jezus Christus de definitieve brenger van het heil op wie de hoop van de gehele mensheid in alles gericht is. Hij is het universale concretum als de niet te overtreffen en blijvende concrete gestalte van de universele heilswil van God. De christen neemt deel aan Gods bevrijdende inzet met betrekking tot de waardigheid en het heil van de mens. De omgang met armen en mensen in nood moet gemeten worden aan de evangeliën, die dienen als kritisch uitgangspunt voor de reflectie over het menselijke handelen in de omgang met de armoede en de noodlijdenden, zodat daaruit de manier afgeleid kan worden waarop de armoede bestreden wordt voor elke afzonderlijk voorkomende situatie. Het gaat om de armen en hun waardigheid, voor wie niemand een betere pleitbezorger kan zijn dan de Kerk, die het heilswerk van Jezus in de geschiedenis verder draagt. Het kruis is daarbij de eschatologische openbaring van de voorkeur voor de armen, waarbij geen mens uitgesloten wordt. Een citaat van Johannes Paulus Il uit zijn encycliek Evangelium vitae kan als uitnodiging dienen om zich intenser met de problematiek van de armoede, onderdrukking, ongerechtigheid, gebrekkige integratie, migratie en de sociale spanningen bezig te houden, waarvoor de ogen niet gesloten mogen worden en tot de oplossing waarvan elk onderdeel van de maatschappij opgeroepen wordt. Dit geldt echter vooral voor de Kerk als pleitbezorger voor allen die in nood. zijn. "Iedere mens wordt, op grond van het geheim van het Woord van God dat mens is geworden, toevertrouwd aan de moederlijke zorg van de Kerk. Daarom moet elke bedreiging van de waardigheid en van het leven van de mens een reactie oproepen in het hart van de Kerk en moet die haar raken in de kern van haar eigen geloof in de verlossende Menswording van de Zoon van God, moet zij die betrekken in haar zending om het Evangelie van het leven te verkondigen in de hele wereld en aan ieder schepsel"4• Kardinaal G.L. Müller Noten 1 Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est: "De dienst van de liefde is voor de Kerk niet een soort welzijnswerk dat men ook aan anderen zou kunnen overlaten, maar hoort tot haar wezen en is een onmisbare uitdrukking van haar wezen". (nr. 25) 2 Franciscus, Woord ten geleiden in: Gerhard Ludwig Kardinal Müller, Armut. Die Herausforderung für den Glauben. Mit einem Geleitwort von Papst Franziskus, München 2014, pp. 10 e.v. 3 Instructie Libertatis nuntius van 6 augustus 1984; Instructie Libertatis conscientia van 22 maart 1986. 4 Johannes Paulus Il, encycliek Evangelium vitae, nr. 3. Gerhard Ludwig Müller, geboren in 1947 en priester gewijd in 1978, was hoog-leraar systematische theologie in München van 1986 tot 2002. Van 2002 tot 2012 bisschop van Regensburg en sindsdien prefect van de Congregatie voor de geloofsleer. Hij werd in 2014 kardinaal. Vanuit het Duits vertaald door G. Wilkens. Overname uit: Internationaal Katholiek Tijdschrift COMMUNIO, nr. 2, 2015. Voor een proefnummer contacteer: [email protected] Comments are closed.
|