• Wie we zijn
  • De heilige Thomas More
  • Kalender
  • Tijdschrift: POSITIEF
  • Archief
    • Overzicht
THOMAS MORE GENOOTSCHAP
  • Wie we zijn
  • De heilige Thomas More
  • Kalender
  • Tijdschrift: POSITIEF
  • Archief
    • Overzicht

Archief Positief

Op deze pagina worden artikels aangeboden uit tijdschrift POSITIEF sinds 1969

Onze korte Conciliegeschiedenis : Het Decreet over het Lekenapostolaat

3/7/2023

 
Verschenen in POSITIEF nr. 136 – NOVEMBER 1983 

​De dogmatische Constitutie over de Kerk van Vaticanum Il, Lumen Gentium, wijdde een heel hoofdstuk aan de leek in de Kerk. Wij onderstreepten hoe, ondanks heftige gedachtenwisselingen die er aan voorafgingen, dit onderdeel van Lumen Gentium uitgegroeid is tot een evenwichtige kerkelijke oorkonde. (1) Behalve dit speciaal kapittel in Lumen Gentium werd er nog een decreet uitgevaardigd over het lekenapostolaat. En dat is nog niet alles. De bezorgdheid om de leken op alle gebied hun plaats te geven in de Kerk, was bij de concilievaders zo sterk aanwezig dat over de leken in nog verscheidene andere conciliedocumenten gesproken wordt. In een noot bij de aanhef van het Decreet over de leken, worden ze vermeld: de Constitutie over de heilige Liturgie, het Decreet over de publiciteitsmedia, het Decreet over het oecumenisme, het Decreet over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, de Verklaring over de christelijke opvoeding. 
 
Het schema over het lekenapostolaat had gedurende de derde sessie een discussie uitgelokt die van de meest opwindende en verwarrende was geweest van gans het concilie. Heel wat bisschoppen gaven lucht aan een zeker ongenoegen over de gang van zaken in de Kerk en over het voorgelegde schema. 
 
De verslaggever trouwens had zelf laten verstaan dat hij maar half tevreden was over het werkstuk van de commissie. 
 
Men kon toen de vraag stellen: hoe gaat dat aflopen? Zal men er in slagen nog voor het einde van de vierde sessie een ontwerp aan de concilievaders aan te bieden dat een twee-derde meerderheid zal halen? 
 
Maar na die hevige storm kwam er een langdurige windstilte. En toen er moest gestemd worden over de verschillende onderdelen van het schema, was er telkens een overgrote meerderheid van ja-stemmers. Wanneer men over het project in zijn geheel de goedkeuring van het concilie vroeg, waren er slechts 2 tegenstemmers. Er werd hier en daar verteld dat die uitslag eigenlijk een berusting betekende omdat er de mogelijkheid niet meer inzat om iets beters samen te stellen. 
 
Toch is dit Decreet, zoals alle conciliedocumenten die wij tot hiertoe behandeld hebben, een voortreffelijk stuk. Het is nu wel zo dat er geen positieve definitie van de leek gegeven wordt, iets waar men tijdens de conciliedebatten herhaaldelijk om gevraagd had. Maar bestaat er wel een positieve definitie van de leek? Het zou mogelijk zijn de bovennatuurlijke heerlijkheid die wij ontvingen bij het Doopsel, in het helle daglicht te stellen en te trachten haar in verheven termen weer te geven. Deze is het deel van alle christenen, priesters, religieuzen en leken. 
 
Wanneer onder de gedoopten sommigen worden afgescheiden voor een bijzondere dienst en sommigen zich zeer bijzonder aan God willen toewijden door de drie geloften, dan kan men degenen die niet tot een van deze twee categorieën behoren, alleen negatief bepalen. Daarmee is echter niets pejoratiefs gezegd. Want juist doordat priesters en religieuzen zich uitsluitend ten dienste stellen van een heilige taak, verzaken zij aan iets waardevols dat tot de roeping van de leek behoort: zijn gezins- en beroepsplichten christelijk te vervullen en eventueel het rijk Gods in de politiek te bevorderen. 
 
Voor het overige vertoont dit Decreet de sporen van een compromis tussen degenen die het lekenapostolaat vooral als katholieke actie aanzien en het als een deelname beschouwen aan het werk van de hiërarchie en degenen die lekenapostolaat beschouwen als iets zelfstandigs en de opdracht daartoe niet in de hiërarchie of de apostelen leggen maar in Christus. Dit compromis is niet tot een organische eenheid uitgedacht zoals dat het geval was voor twee tegengestelde opvattingen in de dogmatische Constitutie over de Openbaring, maar het is dan toch zo dat in het Decreet over het lekenapostolaat de twee visies worden verdisconteerd en evenwichtig aan hun trekken komen. 
 
Het eerste hoofdstuk van het Decreet gaat over de roeping van de leken tot het apostolaat. Zoals in een gezond organisme er geen passieve ledematen zijn, zo is het ook in het Mystieke Lichaam van Christus dat de Kerk is. Na daarop gewezen te hebben, verklaart het Decreet, in de geest van de brief van de H. Paulus aan de christenen van Efeze, dat iedereen moet medewerken tot de opbouw van de Kerk. Iedereen op zijn manier, in gemeenschap met zijn broeders in Christus en heel speciaal met zijn herders aan wie het toekomt over de authenticiteit en het ordelijk gebruik van de gaven die ieder zijn toebedeeld te oordelen. De herders echter mogen de Geest niet uitdoven want die «blaast waarheen Hij wil» (Joan. 3,8). 
 
Het lekenapostolaat is niet mogelijk zonder een geestelijk leven, zonder een innige vereniging met Christus. Op dit gebied erkent het Decreet dat de lekenspiritualiteit een eigen karakter moet krijgen naar gelang de levensomstandigheden: vanuit huwelijks- en gezinsleven, celibaat of weduwstaat, vanuit ziekte, beroep en sociale activiteit. 
 
Het tweede hoofdstuk handelt over de doelstellingen van het lekenapostolaat. Het zijn de doelstellingen van ieder apostolaat: de mensen bij Christus brengen. Dat doen de leken door de priester te helpen in de uitoefening van zijn specifiek priesterlijk ambt: de verkondiging van Gods Woord en het toedienen van de sacramenten. 
 
Daarbuiten zijn er nog vele mogelijkheden om getuigenis af te leggen van christelijk leven en om uitdrukkelijk Christus te verkondigen.
 
Er wordt dan even uitgeweid in de geest van het christelijk humanisme. De tekst van Genesis 1,31, wordt aangehaald: «God zag dat al wat hij geschapen had, zeer goed was. » De geschapen wereld is evenwel een dynamische grootheid, in voortdurende ontwikkeling waarin de mens op zijn beurt een scheppende rol vervult. Het is een aspect van de christelijke levenshouding waar de Middeleeuwen die men wel eens als de bloeitijd van het Christendom beschouwt, minder oog voor hadden. In de Middeleeuwen behoorde het niet tot de goede toon het leven en de wereld luide te prijzen. Met de Renaissance zal dit doorbreken, maar het zal lang duren eer dit levensgevoel aansluiting vindt met het christendom. Vaticanum II heeft op dit gebied een definitieve stap gezet. Zelfs een vernieuwd inzicht gegeven op de aardse werkelijkheid: het decreet van het lekenapostolaat affirmeert resoluut dat de tijdelijke orde een eigen wetmatigheid en autonomie bezit. Het decreet zet de leken aan niet ten achter te blijven in het verbeteren van deze wereld. 
 
«De verschillende terreinen van het apostolaat» is de titel van het derde hoofdstuk. «De leken vervullen hun veelsoortig apostolaat zowel in de Kerk als in de wereld». Zo luidt de eerst zin. Vermeld worden de actieve deelname van de leken in de liturgie, het catechetisch onderricht en het beheer van de kerkelijke goederen. 
 
Enkele paragrafen worden besteed aan het apostolaat van het christelijk gezin: de onverbreekbaarheid en de heiligheid van de huwelijksband tot uiting brengen, de kinderen christelijk opvoeden. 
 
Verder wordt nog uitgeweid over het jeugdapostolaat en de sociale actie. 
 
Alle vormen van apostolaat dienen parochiaal, diocesaan, nationaal of internationaal georganiseerd en de christenen moeten bereid zijn om mede te werken met alle mensen van goede wil. 
 
Dit laatste wordt nog uitvoeriger uitgewerkt in het volgend hoofdstuk dat gaat over de verschillende vormen van apostolaat. Anderzijds wordt in dit kapittel met veel lof gesproken over de Katholieke Actie. Tevens wordt het belang van het individueel apostolaat in het licht gesteld. Dit is van belang vooral in streken waar de Kerk van haar vrijheid beroofd is of waar de katholieken weinig in aantal zijn. 
 
Het vijfde hoofdstuk heeft als opschrift: «De ordine servando» «over het bewaren van de orde». Daarmee bedoelt men de verhoudingen tussen de organisaties van apostolaat onderling en met de hiërarchie. 
 
Bisschoppen, parochiepriesters en andere priesters, regulieren zowel als seculieren, mogen niet vergeten dat het recht en de plicht apostolaat te beoefenen gemeengoed is van alle gelovigen of ze nu geestelijken zijn of leken en dat bij de uitbouw van de Kerk de leken hun eigen rol hebben. 
 
De hiërarchie heeft nochtans ook het recht sommige organisaties te bevorderen omdat zij die als bijzonder belangrijk aanziet voor het apostolaat. 
 
In dit kapittel wordt er gevraagd dat er ook diocesane raden zouden gesticht worden. Er wordt bijgevoegd: als het kan is het goed dat er eveneens parochieel of interparochieel, interdiocesaan, alsook op nationaal en internationaal vlak dergelijke raden bestaan. 
 
Onmiddellijk na het concilie werden overal zulke raden opgericht. Sommigen werkten goed vooral dan op parochiaal vlak. Dit was minder het geval voor diocesane raden en nog het minst van al op interdiocesaan gebied. Het decreet over het lekenapostolaat hield geen rekening met de diepgaande en wijdverbreide geloofscrisis die na het concilie zou uitbreken en die men tijdens het concilie reeds kon aanvoelen. 
 
Van een heel andere aard zou het secretariaat voor het lekenapostolaat zijn waarvan het decreet de instelling vroeg bij de H. Stoel. Het moest een centrum worden dat met geëigende middelen inlichtingen verschaft over allerlei vormen van lekenapostolaat, dat onderzoek verricht omtrent problemen die zich op dit terrein voordoen en dat de hiërarchie en leken bij de apostolische arbeid adviseert. In dit secretariaat worden de verschillende bewegingen en instellingen van lekenapostolaat die over geheel de wereld bestaan vertegenwoordigd, terwijl priesters en religieuzen met de leken daarin samenwerken. 
 
Het laatste gedeelte van het decreet geeft richtlijnen voor de vorming tot het lekenapostolaat. 
 
Het concilie vraagt dat lekenapostelen naast een geestelijke opleiding tevens een gedegen kennis zouden opdoen van de theologie, zedenleer en filosofie. Daarnaast is het wenselijk dat zij beschikken over een algemene cultuur en ook praktische en technische bekwaamheden bezitten. Bovendien is geschiktheid voor omgangsvormen en teamgeest naast zin voor dialoog van belang. Voorwaar een hoog - al te hoog? - ideaal! 
 
Het decreet geeft tenslotte een opsomming van de vele hulpmiddelen voor de leken die aan apostolaat willen doen: vergaderingen, congressen, recollecties, retraites, herhaalde bijeenkomsten, conferenties, boeken en commentaren om betere kennis van de Heilige Schrift en de katholieke leer te verkrijgen, het geestelijk leven te voeden, en ook om de wereldsituatie te leren kennen en betere methodes te vinden en in praktijk te brengen. 
 
Alles samen doet dit decreet zeer klassiek aan, hier en daar ontwaart men vormen van nieuwe experimenten en veranderde inzichten op gebied van lekenapostolaat. Van de stormachtige zitting gedurende de derde sessie waar een eerste ontwerp voor dit Decreet besproken werd en waar de bisschoppen zich bijna als kwajongens gedroegen (2), is niet veel over gebleven. Maar men heeft soms de indruk dat in de postconciliaire periode de polemieken onderhuids en indirect meer impact hebben uitgeoefend dan het decreet zelf. Voor ons weze het voldoende te weten dat alleen door het decreet de H. Geest tot ons gesproken heeft. 
 
De Redevoering van de Paus 
 
Wanneer Constituties, Decreten of Verklaringen van het concilie werden afgekondigd, gebeurde dat altijd met een grote plechtigheid. Een solemnele mis, vanaf de derde sessie een concelebratie, en een toespraak van de paus. 
 
De dogmatische Constitutie over de goddelijke Openbaring en het Decreet over het lekenapostolaat werden gepromulgeerd de 18e november, dat is twintig dagen voor het einde van het concilie. In de woorden die Paulus VI tot de concilievaders en tot alle aanwezigen in de conciliezaal richtte kon men verschillende punten releveren die belangrijk zijn voor de postconciliaire periode. Na een korte inleiding die op z'n Italiaans met een zekere emfase veel goeds wist aan te stippen over het concilie, had de paus het over hetgeen al verwezenlijkt was en over hetgeen in de volgende jaren zou tot stand komen. 
 
De toon was tegemoetkomend voor de «vernieuwers» maar anderzijds toch beslist en vastberaden. De paus sprak met gezag. 
 
Hij begon met erop te wijzen dat er reeds drie postconciliaire raden bestonden: de raad ter uitvoering van de Constitutie over de Heilige Liturgie, de pauselijke commissie voor de herziening van het kerkelijk wetboek, de pauselijke commissie voor de sociale communicatiemiddelen. Deze adviescolleges werden bestendigd. 
 
Verder werd er medegedeeld dat de synode van de bisschoppen voor het eerst zou samenkomen, zo niet in 1966, dan toch zeker in 1967. 
 
De drie secretariaten die op wens van het concilie waren opgericht, blijven bestaan. Dat zijn het secretariaat voor de eenheid onder de christenen, het secretariaat voor de niet-christelijke godsdiensten, het secretariaat voor de ongelovigen. 
 
Er liepen de laatste weken geruchten rond, maar dan vooral in «progressistische» kringen, dat het secretariaat voor de eenheid zou worden afgeschaft, of dan toch door de curie worden opgeslorpt. Na deze verklaringen van de H. Vader, wist men dat daar niets van aan was. 
 
Over de hervorming van de Romeinse curie uitte de paus zich nogal gereserveerd. Hij prees de curie uitvoerig. Daarna stelde hij een gematigde en langzame hervorming in het vooruitzicht niet zozeer van haar structuur, maar wel van haar personeel. 
 
Gedurende de vier sessies van het concilie waren de schijnwerpers van alle kanten en van heel dichtbij op de curie gericht. Zij zou de broeiplaats zijn van alles wat tegen de geest van het concilie inging. Men had op zijn minst fel overdreven. Als de paus paus is, kan een curie niet gemist worden. De kritiek op de curie was niet altijd gegrond en soms fel toegespitst op een of ander punt. Dat wist de paus ook wel. Hij maakte van deze gelegenheid gebruik om het eens te zeggen. 
 
Een hervorming van het H. Officie werd evenwel in het vooruitzicht gesteld. H. Fesquet, de bekende journalist van Le Monde, had hieromtrent een ballonnetje opgelaten: kardinaal Ottaviani zou na het concilie ontslag aanbieden als secretaris van het H. Officie. Het werd na een paar dagen door de kardinaal prompt gelogenstraft. 
 
Dan ging de paus verder met een stem die als het ware omfloerst scheen met weemoed en ongerustheid: Eerwaarde broeders, het zijn niet zozeer deze hernieuwingen die, hoe noodzakelijk ook, uw aandacht moeten bezighouden, maar het zijn eerder de morele en geestelijke hernieuwingen die ons meer gelijkvormig moeten maken aan onze goddelijke Meester en geschikt om de plichten, die ieder van ons zijn opgelegd, te vervullen. 
 
De H. Vader somde dan drie verschillende geesteshoudingen op die het concilie had verwekt. 
 
De eerste was die van enthousiasme. De aankondiging van het concilie, tegelijk verlangd en onverhoopt, werd ontvangen met verwondering, blijdschap, verwachting en met de droom van een soort messianisme; een soort lentewind streek vanaf het begin over aller harten. 
 
De tweede fase was die van de activiteiten van het concilie. Dit laatste kwam voor onvoorziene en moeilijke kwesties te staan. Die had men kunnen verwachten, want er werd veel werk verzet. In sommige sectoren van de openbare mening werd alles bediscussieerd. Er ontstonden onrust, tegenstrijdige meningen, vrees, vermetele daden, willekeurige standpunten. Hier en daar dook twijfel op, zelfs over de fundamentele normen van de waarheid en van het gezag. 
 
De derde fase is die van het ware aggiornamento. Joannes XXIII heeft aan dit woord zeker niet de betekenis gegeven die sommigen erin leggen en die erin zou bestaan om, volgens de mentaliteit van de wereld, al wat de Kerk betreft, dogma's, wetten, instellingen, tradities te relativeren. Integendeel, aggiornamento verwijst naar een diep doordringen in de geest van het concilie en het getrouw toepassen van de richtlijnen die het op zo'n uitstekende wijze heeft opgesteld. 
 
En dan kwam de grote verrassing: om allen gemakkelijker tot deze hernieuwing van het christelijk leven op te wekken stelde Paulus VI zijn beide onmiddellijke voorgangers als voorbeeld, Pius XII en Joannes XXIII. Het proces tot zaligverklaring van beide pausen werd ingezet. 
 
Het is duidelijk dat de H. Vader hierdoor vernieuwing en traditie aan elkaar wilde verbinden. Daarmee voorzag hij, helder en scherp, wat in de postconciliaire periode vooral nodig zou zijn. Doch reeds onder het concilie en vooral na het concilie werd Pius XII verloochend en alleen een verkeerd begrepen Joannes XXIII gevolgd. Wat door Paulus VI als tweede fase van het concilie werd gekenschetst, bleef voortlopen. Wat hij als derde fase aanduidde, heeft eigenlijk nooit een aanvang genomen. 
 
B. Boeyckens S.J. 
 
O.-L.-Vrouwdreef 8 9040 Oostakker 
 
 (1) Positief nr. 114, september 1981, p. 212 
 
(2) Zie Positief, nr. 102, mei 1980, p. 138-145 


Comments are closed.
    Overzicht Artikels
Powered by Create your own unique website with customizable templates.
  • Wie we zijn
  • De heilige Thomas More
  • Kalender
  • Tijdschrift: POSITIEF
  • Archief
    • Overzicht